-
1 afwerpen
1 [afdoen] enlever2 [van zich werpen] rejeter3 [voortbrengen, opleveren] produire4 [naar beneden werpen] jeter en bas♦voorbeelden:1 een gevoel van ongerustheid niet van zich kunnen afwerpen • ne pas pouvoir se défaire d'un sentiment d'inquiétudeeen mantel afwerpen • enlever (négligemment) un manteau→ link=masker maskereen ongewenste bezoeker de trap afwerpen • jeter un visiteur indésirable en bas de l'escalier -
2 een ongewenste bezoeker de trap afwerpen
een ongewenste bezoeker de trap afwerpenDeens-Russisch woordenboek > een ongewenste bezoeker de trap afwerpen
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Французский